Dutch edit

Pronunciation edit

  • (file)

Participle edit

gebiologeerd

  1. past participle of biologeren

Declension edit

Inflection of gebiologeerd
uninflected gebiologeerd
inflected gebiologeerde
positive
predicative/adverbial gebiologeerd
indefinite m./f. sing. gebiologeerde
n. sing. gebiologeerd
plural gebiologeerde
definite gebiologeerde
partitive gebiologeerds