Dutch

edit

Pronunciation

edit
  • Audio:(file)

Participle

edit

gecoïncideerd

  1. past participle of coïncideren

Declension

edit
Declension of gecoïncideerd
uninflected gecoïncideerd
inflected gecoïncideerde
positive
predicative/adverbial gecoïncideerd
indefinite m./f. sing. gecoïncideerde
n. sing. gecoïncideerd
plural gecoïncideerde
definite gecoïncideerde
partitive gecoïncideerds