Dutch edit

Pronunciation edit

  • (file)

Participle edit

geconfisqueerd

  1. past participle of confisqueren

Declension edit

Inflection of geconfisqueerd
uninflected geconfisqueerd
inflected geconfisqueerde
positive
predicative/adverbial geconfisqueerd
indefinite m./f. sing. geconfisqueerde
n. sing. geconfisqueerd
plural geconfisqueerde
definite geconfisqueerde
partitive geconfisqueerds