Dutch

edit

Pronunciation

edit
  • Audio:(file)

Participle

edit

gefactureerd

  1. past participle of factureren

Declension

edit
Declension of gefactureerd
uninflected gefactureerd
inflected gefactureerde
positive
predicative/adverbial gefactureerd
indefinite m./f. sing. gefactureerde
n. sing. gefactureerd
plural gefactureerde
definite gefactureerde
partitive gefactureerds