Dutch

edit

Pronunciation

edit
  • Audio:(file)

Participle

edit

gefantaseerd

  1. past participle of fantaseren

Declension

edit
Declension of gefantaseerd
uninflected gefantaseerd
inflected gefantaseerde
positive
predicative/adverbial gefantaseerd
indefinite m./f. sing. gefantaseerde
n. sing. gefantaseerd
plural gefantaseerde
definite gefantaseerde
partitive gefantaseerds