Dutch

edit

Pronunciation

edit
  • Audio:(file)

Participle

edit

gefaseerd

  1. past participle of faseren

Declension

edit
Declension of gefaseerd
uninflected gefaseerd
inflected gefaseerde
positive
predicative/adverbial gefaseerd
indefinite m./f. sing. gefaseerde
n. sing. gefaseerd
plural gefaseerde
definite gefaseerde
partitive gefaseerds