Dutch

edit

Pronunciation

edit

Participle

edit

gemaard

  1. past participle of maren

Declension

edit
Declension of gemaard
uninflected gemaard
inflected gemaarde
positive
predicative/adverbial gemaard
indefinite m./f. sing. gemaarde
n. sing. gemaard
plural gemaarde
definite gemaarde
partitive gemaards