Dutch

edit

Pronunciation

edit
  • Audio:(file)

Participle

edit

geobsedeerd

  1. past participle of obsederen

Declension

edit
Declension of geobsedeerd
uninflected geobsedeerd
inflected geobsedeerde
positive
predicative/adverbial geobsedeerd
indefinite m./f. sing. geobsedeerde
n. sing. geobsedeerd
plural geobsedeerde
definite geobsedeerde
partitive geobsedeerds