Dutch edit

Pronunciation edit

  • (file)

Participle edit

gepasseerd

  1. past participle of passeren

Declension edit

Inflection of gepasseerd
uninflected gepasseerd
inflected gepasseerde
positive
predicative/adverbial gepasseerd
indefinite m./f. sing. gepasseerde
n. sing. gepasseerd
plural gepasseerde
definite gepasseerde
partitive gepasseerds