Dutch edit

Pronunciation edit

  • (file)

Participle edit

gepipetteerd

  1. past participle of pipetteren

Declension edit

Inflection of gepipetteerd
uninflected gepipetteerd
inflected gepipetteerde
positive
predicative/adverbial gepipetteerd
indefinite m./f. sing. gepipetteerde
n. sing. gepipetteerd
plural gepipetteerde
definite gepipetteerde
partitive gepipetteerds