Dutch edit

Pronunciation edit

  • (file)

Participle edit

gerantsoeneerd

  1. past participle of rantsoeneren

Declension edit

Inflection of gerantsoeneerd
uninflected gerantsoeneerd
inflected gerantsoeneerde
positive
predicative/adverbial gerantsoeneerd
indefinite m./f. sing. gerantsoeneerde
n. sing. gerantsoeneerd
plural gerantsoeneerde
definite gerantsoeneerde
partitive gerantsoeneerds