Dutch edit

Pronunciation edit

  • (file)

Participle edit

getransplanteerd

  1. past participle of transplanteren

Declension edit

Declension of getransplanteerd
uninflected getransplanteerd
inflected getransplanteerde
positive
predicative/adverbial getransplanteerd
indefinite m./f. sing. getransplanteerde
n. sing. getransplanteerd
plural getransplanteerde
definite getransplanteerde
partitive getransplanteerds