Dutch edit

Pronunciation edit

  • (file)
  • Rhymes: -ɔŋkən

Participle edit

gezonken

  1. past participle of zinken

Declension edit

Inflection of gezonken
uninflected gezonken
inflected gezonken
positive
predicative/adverbial gezonken
indefinite m./f. sing. gezonken
n. sing. gezonken
plural gezonken
definite gezonken
partitive gezonkens