grappenmaker
Dutch
editEtymology
editCompound of grap + -en- + maken + -er.
Pronunciation
editNoun
editgrappenmaker m (plural grappenmakers, diminutive grappenmakertje n, feminine grappenmaakster)
Compound of grap + -en- + maken + -er.
grappenmaker m (plural grappenmakers, diminutive grappenmakertje n, feminine grappenmaakster)