Dutch

edit

Pronunciation

edit
  • Audio:(file)

Participle

edit

grijnzend

  1. present participle of grijnzen

Declension

edit
Declension of grijnzend
uninflected grijnzend
inflected grijnzende
positive
predicative/adverbial grijnzend
grijnzende
indefinite m./f. sing. grijnzende
n. sing. grijnzend
plural grijnzende
definite grijnzende
partitive grijnzends