huwelijksnacht
Dutch
editEtymology
editFrom huwelijk (“wedding”) + -s- + nacht (“night”).
Pronunciation
editNoun
edithuwelijksnacht m (plural huwelijksnachten, diminutive huwelijksnachtje n)
From huwelijk (“wedding”) + -s- + nacht (“night”).
huwelijksnacht m (plural huwelijksnachten, diminutive huwelijksnachtje n)