inwoner

Afrikaans

Etymology

From Dutch inwoner.

Pronunciation

• IPA^(key): /ˈənˌvʊə.nər/

• Audio:

  (file)

Noun

inwoner (plural inwoners, feminine inwoonster)

1. inhabitant

Dutch

Alternative forms

• inwoonder (obsolete)

Etymology

From Middle Dutch inwoonre. Equivalent to inwonen +‎ -er.

Pronunciation

• IPA^(key): /ˈɪnˌʋoːnər/

• Audio:

  (file)

• Hyphenation: in‧wo‧ner

Noun

inwoner m (plural inwoners, diminutive inwonertje n, feminine inwoonster)

1. inhabitant

Derived terms

• hoofdinwoner
• inwonersaantal
• inwonertal