kaplaars
Dutch
editEtymology
editPronunciation
editNoun
editkaplaars f (plural kaplaarzen, diminutive kaplaarsje n)
- A knee-length boot, usually made of rubber.
- 1992, Dingetje, "Kaplaarzen".
- Ik denk, Manus weet je wat jij nodig heb? / Een paar rubberen laarzen / Kaplaarzen / Echte rubberen kaplaarzen.
- I'm thinking, Manus do you know what you need? / A pair of rubber boots / Knee-length boots / Real knee-length rubber boots.
- Ik mot een paar rubberen kaplaarzen om garnalen mee te vissen, ja.
- I need a pair of knee-length rubber boots to go fishing for prawn, yeah.
- 1992, Dingetje, "Kaplaarzen".
Hypernyms
edit- bot
- laars
- rubberlaars (usually)