Dutch

edit

Pronunciation

edit
  • Audio:(file)

Participle

edit

leegmakend

  1. present participle of leegmaken

Declension

edit
Declension of leegmakend
uninflected leegmakend
inflected leegmakende
positive
predicative/adverbial leegmakend
leegmakende
indefinite m./f. sing. leegmakende
n. sing. leegmakend
plural leegmakende
definite leegmakende
partitive leegmakends