leidster
Dutch edit
Etymology 1 edit
Pronunciation edit
Noun edit
leidster f (plural leidsters, diminutive leidstertje n, masculine leider)
- female leader, head, chief
- Zij is de leidster van het projectteam en geeft leiding aan de medewerkers.
- She is the female leader of the project team and supervises the employees.
- De leidster van de groep zorgde voor een goed georganiseerde bijeenkomst.
- The female head of the group ensured a well-organized meeting.
- De leidster van het kinderdagverblijf is verantwoordelijk voor de dagelijkse activiteiten.
- The female chief of the daycare center is responsible for the daily activities.
Derived terms edit
Etymology 2 edit
From Middle Dutch leitsterre, equivalent to modern leiden + ster. Cognate with German Leitstern, English lodestar, Old Norse leiðarstjarna.
Pronunciation edit
Noun edit
leidster f (plural leidsterren, diminutive leidsterretje n)