Dutch edit

Pronunciation edit

  • Audio:(file)

Participle edit

nagevolgd

  1. past participle of navolgen

Declension edit

Declension of nagevolgd
uninflected nagevolgd
inflected nagevolgde
positive
predicative/adverbial nagevolgd
indefinite m./f. sing. nagevolgde
n. sing. nagevolgd
plural nagevolgde
definite nagevolgde
partitive nagevolgds