Dutch edit

Pronunciation edit

  • (file)

Participle edit

neergedaald

  1. past participle of neerdalen

Declension edit

Inflection of neergedaald
uninflected neergedaald
inflected neergedaalde
positive
predicative/adverbial neergedaald
indefinite m./f. sing. neergedaalde
n. sing. neergedaald
plural neergedaalde
definite neergedaalde
partitive neergedaalds