Dutch

edit

Etymology

edit

From on- +‎ berispelijk.

Pronunciation

edit
  • Audio:(file)

Adjective

edit

onberispelijk (comparative onberispelijker, superlative onberispelijkst)

  1. irreprovable
    Antonym: berispelijk
    Zijn gedrag is onberispelijk.His behaviour is irreprovable.

Declension

edit
Declension of onberispelijk
uninflected onberispelijk
inflected onberispelijke
comparative onberispelijker
positive comparative superlative
predicative/adverbial onberispelijk onberispelijker het onberispelijkst
het onberispelijkste
indefinite m./f. sing. onberispelijke onberispelijkere onberispelijkste
n. sing. onberispelijk onberispelijker onberispelijkste
plural onberispelijke onberispelijkere onberispelijkste
definite onberispelijke onberispelijkere onberispelijkste
partitive onberispelijks onberispelijkers

Adverb

edit

onberispelijk

  1. irreprovably