onervaren

Dutch

Etymology

From on- (“un-”) +‎ ervaren (“experienced”).

Pronunciation

• Audio:

  (file)

Adjective

onervaren (comparative onervarener, superlative onervarenst)

1. inexperienced, green

Inflection

Declension of onervaren
uninflected	onervaren
inflected	onervaren
comparative	onervarener
		positive	comparative	superlative
predicative/adverbial		onervaren	onervarener	het onervarenst het onervarenste
indefinite	m./f. sing.	onervaren	onervarener	onervarenste
	n. sing.	onervaren	onervarener	onervarenste
	plural	onervaren	onervarener	onervarenste
definite		onervaren	onervarener	onervarenste
partitive		onervarens	onervareners	—

Derived terms

• onervarenheid