ontgonnen

Dutch

Pronunciation

• Audio:

  (file)

Verb

ontgonnen

1. inflection of ontginnen:
   1. plural past indicative
   2. (dated or formal) plural past subjunctive

Participle

ontgonnen

1. past participle of ontginnen

Declension

Declension of ontgonnen
uninflected	ontgonnen
inflected	ontgonnen
		positive
predicative/adverbial		ontgonnen
indefinite	m./f. sing.	ontgonnen
	n. sing.	ontgonnen
	plural	ontgonnen
definite		ontgonnen
partitive		ontgonnens