Dutch

edit

Pronunciation

edit
  • Audio:(file)

Participle

edit

opgevoerd

  1. past participle of opvoeren

Declension

edit
Declension of opgevoerd
uninflected opgevoerd
inflected opgevoerde
positive
predicative/adverbial opgevoerd
indefinite m./f. sing. opgevoerde
n. sing. opgevoerd
plural opgevoerde
definite opgevoerde
partitive opgevoerds