Dutch

edit

Pronunciation

edit
  • Audio:(file)

Participle

edit

opgewaardeerd

  1. past participle of opwaarderen

Declension

edit
Declension of opgewaardeerd
uninflected opgewaardeerd
inflected opgewaardeerde
positive
predicative/adverbial opgewaardeerd
indefinite m./f. sing. opgewaardeerde
n. sing. opgewaardeerd
plural opgewaardeerde
definite opgewaardeerde
partitive opgewaardeerds