Dutch

edit

Pronunciation

edit
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: op‧ge‧was‧sen

Participle

edit

opgewassen

  1. past participle of opwassen

Declension

edit
Declension of opgewassen
uninflected opgewassen
inflected opgewassen
positive
predicative/adverbial opgewassen
indefinite m./f. sing. opgewassen
n. sing. opgewassen
plural opgewassen
definite opgewassen
partitive opgewassens