Dutch

edit

Pronunciation

edit
  • Audio:(file)

Participle

edit

opzoekend

  1. present participle of opzoeken

Declension

edit
Declension of opzoekend
uninflected opzoekend
inflected opzoekende
positive
predicative/adverbial opzoekend
opzoekende
indefinite m./f. sing. opzoekende
n. sing. opzoekend
plural opzoekende
definite opzoekende
partitive opzoekends