Dutch edit

Pronunciation edit

  • (file)

Participle edit

overgeslagen

  1. past participle of overslaan

Declension edit

Inflection of overgeslagen
uninflected overgeslagen
inflected overgeslagen
positive
predicative/adverbial overgeslagen
indefinite m./f. sing. overgeslagen
n. sing. overgeslagen
plural overgeslagen
definite overgeslagen
partitive overgeslagens