Dutch

edit

Pronunciation

edit
  • Audio:(file)

Participle

edit

overgevend

  1. present participle of overgeven

Declension

edit
Declension of overgevend
uninflected overgevend
inflected overgevende
positive
predicative/adverbial overgevend
overgevende
indefinite m./f. sing. overgevende
n. sing. overgevend
plural overgevende
definite overgevende
partitive overgevends

Anagrams

edit