Dutch edit

Pronunciation edit

  • (file)

Participle edit

overleggend

  1. present participle of overleggen

Declension edit

Inflection of overleggend
uninflected overleggend
inflected overleggende
positive
predicative/adverbial overleggend
overleggende
indefinite m./f. sing. overleggende
n. sing. overleggend
plural overleggende
definite overleggende
partitive overleggends