Dutch

edit

Pronunciation

edit
  • Audio:(file)

Participle

edit

overweldigend

  1. present participle of overweldigen

Declension

edit
Declension of overweldigend
uninflected overweldigend
inflected overweldigende
positive
predicative/adverbial overweldigend
overweldigende
indefinite m./f. sing. overweldigende
n. sing. overweldigend
plural overweldigende
definite overweldigende
partitive overweldigends

Anagrams

edit