Dutch

edit

Pronunciation

edit
  • Audio:(file)

Participle

edit

toevertrouwend

  1. present participle of toevertrouwen

Declension

edit
Declension of toevertrouwend
uninflected toevertrouwend
inflected toevertrouwende
positive
predicative/adverbial toevertrouwend
toevertrouwende
indefinite m./f. sing. toevertrouwende
n. sing. toevertrouwend
plural toevertrouwende
definite toevertrouwende
partitive toevertrouwends

Anagrams

edit