Dutch edit

Pronunciation edit

  • (file)

Participle edit

uitgekeken

  1. past participle of uitkijken

Declension edit

Inflection of uitgekeken
uninflected uitgekeken
inflected uitgekeken
positive
predicative/adverbial uitgekeken
indefinite m./f. sing. uitgekeken
n. sing. uitgekeken
plural uitgekeken
definite uitgekeken
partitive uitgekekens