Dutch edit

Pronunciation edit

  • (file)

Participle edit

vastgeknoopt

  1. past participle of vastknopen

Declension edit

Inflection of vastgeknoopt
uninflected vastgeknoopt
inflected vastgeknoopte
positive
predicative/adverbial vastgeknoopt
indefinite m./f. sing. vastgeknoopte
n. sing. vastgeknoopt
plural vastgeknoopte
definite vastgeknoopte
partitive vastgeknoopts