Dutch

edit

Pronunciation

edit
  • Audio:(file)

Participle

edit

vastgelopen

  1. past participle of vastlopen

Declension

edit
Declension of vastgelopen
uninflected vastgelopen
inflected vastgelopen
positive
predicative/adverbial vastgelopen
indefinite m./f. sing. vastgelopen
n. sing. vastgelopen
plural vastgelopen
definite vastgelopen
partitive vastgelopens