Dutch

edit

Pronunciation

edit
  • Audio:(file)

Participle

edit

verbloemend

  1. present participle of verbloemen

Declension

edit
Declension of verbloemend
uninflected verbloemend
inflected verbloemende
positive
predicative/adverbial verbloemend
verbloemende
indefinite m./f. sing. verbloemende
n. sing. verbloemend
plural verbloemende
definite verbloemende
partitive verbloemends

Anagrams

edit