Dutch edit

Pronunciation edit

  • (file)

Participle edit

verdoezelend

  1. present participle of verdoezelen

Declension edit

Declension of verdoezelend
uninflected verdoezelend
inflected verdoezelende
positive
predicative/adverbial verdoezelend
verdoezelende
indefinite m./f. sing. verdoezelende
n. sing. verdoezelend
plural verdoezelende
definite verdoezelende
partitive verdoezelends

Anagrams edit