Dutch edit

Pronunciation edit

  • (file)

Participle edit

verfijnend

  1. present participle of verfijnen

Declension edit

Inflection of verfijnend
uninflected verfijnend
inflected verfijnende
positive
predicative/adverbial verfijnend
verfijnende
indefinite m./f. sing. verfijnende
n. sing. verfijnend
plural verfijnende
definite verfijnende
partitive verfijnends

Anagrams edit