Dutch

edit

Pronunciation

edit
  • Audio:(file)

Participle

edit

verzoenend

  1. present participle of verzoenen

Declension

edit
Declension of verzoenend
uninflected verzoenend
inflected verzoenende
positive
predicative/adverbial verzoenend
verzoenende
indefinite m./f. sing. verzoenende
n. sing. verzoenend
plural verzoenende
definite verzoenende
partitive verzoenends

Anagrams

edit