Dutch

edit

Pronunciation

edit
  • Audio:(file)

Verb

edit

verzonden

  1. inflection of verzenden:
    1. plural past indicative
    2. (dated or formal) plural past subjunctive

Participle

edit

verzonden

  1. past participle of verzenden

Declension

edit
Declension of verzonden
uninflected verzonden
inflected verzonden
positive
predicative/adverbial verzonden
indefinite m./f. sing. verzonden
n. sing. verzonden
plural verzonden
definite verzonden
partitive verzondens