Dutch edit

Pronunciation edit

  • (file)

Participle edit

vlietend

  1. present participle of vlieten

Declension edit

Inflection of vlietend
uninflected vlietend
inflected vlietende
positive
predicative/adverbial vlietend
vlietende
indefinite m./f. sing. vlietende
n. sing. vlietend
plural vlietende
definite vlietende
partitive vlietends