Dutch

edit

Pronunciation

edit
  • Audio:(file)

Participle

edit

voorafgaand

  1. present participle of voorafgaan

Declension

edit
Declension of voorafgaand
uninflected voorafgaand
inflected voorafgaande
positive
predicative/adverbial voorafgaand
voorafgaande
indefinite m./f. sing. voorafgaande
n. sing. voorafgaand
plural voorafgaande
definite voorafgaande
partitive voorafgaands