Dutch

edit

Pronunciation

edit
  • Audio:(file)

Participle

edit

voorbijgegaan

  1. past participle of voorbijgaan

Declension

edit
Declension of voorbijgegaan
uninflected voorbijgegaan
inflected voorbijgegane
positive
predicative/adverbial voorbijgegaan
indefinite m./f. sing. voorbijgegane
n. sing. voorbijgegaan
plural voorbijgegane
definite voorbijgegane
partitive voorbijgegaans