Dutch edit

Pronunciation edit

  • (file)

Participle edit

voorgehangen

  1. past participle of voorhangen

Declension edit

Declension of voorgehangen
uninflected voorgehangen
inflected voorgehangen
positive
predicative/adverbial voorgehangen
indefinite m./f. sing. voorgehangen
n. sing. voorgehangen
plural voorgehangen
definite voorgehangen
partitive voorgehangens