weekloon
Dutch
editEtymology
editCompound of week + loon (“pay, wages”).
Pronunciation
editNoun
editweekloon n (plural weeklonen, diminutive weeklontje n)
- A week's pay, weekly wage.
- Als zijn karig weekloon twee dagen te laat komt hongert zijn gezin.
- When his meager week's pay is two days late, his family goes hungry.
Related terms
edit- weekdag m
- weekeinde n
- jaarloon n
- loontrekkend (adjective)