zeevaarder
Dutch
editEtymology
editFrom Middle Dutch sêefaerder, variant of sêefarer. Equivalent to zee + vaarder.
Pronunciation
editNoun
editzeevaarder m (plural zeevaarders, diminutive zeevaardertje n)
- seafarer
- De oude zeevaarder vertelde verhalen over zijn avonturen. ― The old seafarer told stories of his adventures.
- Vele zeevaarders verkenden onbekende wateren op zoek naar nieuw land. ― Many seafarers explored unknown waters in search of new land.