aanvaring
Dutch edit
Etymology edit
Pronunciation edit
Noun edit
aanvaring f (plural aanvaringen, diminutive aanvarinkje n)
- Collision involving at least one vessel.
- De rivier is geblokkeerd als gevolg van een aanvaring tussen twee boten.
- The river is blocked as a result of a collision between two boats.
- (figuratively) Fight or dispute, confrontation (mostly but not always verbal).
- Ik kwam geregeld in aanvaring met de directeur over het beleid.
- The director and I often quarreled about policy.