Dutch

edit

Pronunciation

edit
  • Audio:(file)

Participle

edit

afzoekend

  1. present participle of afzoeken

Declension

edit
Declension of afzoekend
uninflected afzoekend
inflected afzoekende
positive
predicative/adverbial afzoekend
afzoekende
indefinite m./f. sing. afzoekende
n. sing. afzoekend
plural afzoekende
definite afzoekende
partitive afzoekends